|
Home
| Index |
Zoek
Gods Wegen zijn
ondoorgrondelijk .......
Psalmen 145:17 zegt: "De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en
goedertieren in al Zijn werken" maar als we de Bijbel lezen dan is dat op het
eerste gezicht niet altijd zo duidelijk.
God schept zelf het kwaad....
| (Jesaja 45:7) Ik formeer het licht, en schep de
duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al
deze dingen. |
| (Klaagliederen 3:38) Mem. Gaat niet uit den mond des
Allerhoogsten het kwade en het goede? |
| (Jeremia 32:42) Want zo zegt de HEERE: Gelijk als Ik over dit
volk gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik over hen brengen al
het goede, dat Ik over hen spreke. |
| (Amos 3:6) Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat
het volk niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE
niet doet? |
| (Micha 2:3) Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een
kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult
uittrekken, en zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn. |
| (Ezechiel 6:10) En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik
heb niet tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. |
| (Jeremia 11:11) Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een
kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als
zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen. |
| (2 Kronieken 34:24) Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over
deze plaats en over haar inwoners brengen; al de vloeken, die geschreven
zijn in het boek, dat men voor het aangezicht des konings van Juda
gelezen heeft. |
Het kwaad komt van God....
| (1 Samuel 16:14) En de Geest des HEEREN week van Saul; en
een boze geest van den HEERE verschrikte hem.
Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch, een
boze geest Gods verschrikt u. Onze heer zegge toch tot uw knechten,
die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken, die op de harp
spelen kan; en het zal geschieden, als de boze geest
Gods op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met u
worde ......... En het geschiedde, als de geest Gods over
Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was
voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest
week van hem. |
| (1 Samuel 18:10) En het geschiedde des anderen daags, dat de
boze geest Gods over Saul vaardig werd,.... |
|
(1 Samuel 19:9) Doch de boze geest des HEEREN
was over Saul, en hij zat in zijn huis, en zijn spies was in zijn hand |
| (Micha 1:12) Want de inwoneres van Maroth is krank om des
goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort
van Jeruzalem. |
| (Jesaja 19:14) De HEERE heeft een zeer verkeerden geest
ingeschonken in het midden van hen, en zij hebben Egypte doen dwalen in
al zijn doen, gelijk een dronkaard zich om en om wentelt in zijn
uitspuwsel. |
|
(Jeremia 26:3) Misschien zullen zij horen, en zich bekeren, een
iegelijk van zijn bozen weg; zo zou Ik berouw hebben over het kwaad, dat
Ik hun denk te doen vanwege de boosheid hunner handelingen. |
|
(Job 42:11) Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters,
en allen, die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn
huis, en beklaagden hem, en vertroostten hem over al het kwaad, dat de
HEERE over hem gebracht had; |
Hoewel er staat geschreven in
Spreuken 12:22: "Valse lippen zijn den HEERE een
gruwel" zet God zelf anderen aan tot het spreken van onwaarheden.
| (Exodus 3:18) En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan,
gij en de oudsten van Israel, tot den koning van Egypte, en gijlieden
zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreen, is ons ontmoet; zo
laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij
den HEERE, onzen God, offeren! [NB: God is van plan het volk uit Israel
uit te leiden] |
| (1 Samuel 16:2) Maar Samuel
zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul
zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van
de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om den HEERE offerande te
doen. [NB: eigenlijk wordt Samuel uitgezonden om een nieuwe koning te
zalven] |
| (2 Kronieken 18:22) Nu
dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van deze uw
profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. |
Jeremia zegt dat God het volk Israel bedroog toen Hij ze vrede beloofde.
| (Jeremia 4:10)
Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem
grotelijks bedrogen, zeggende: Gijlieden zult vrede hebben; daar het
zwaard tot aan de ziel raakt.
|
Hoewel volgens
1
Timotheus 2 God wil dat "alle mensen zalig worden" laat Hij sommigen toch opzettelijk dwalen
en kan Hij volgens Jezus ons in verzoekingen leiden.
|
(2 Samuel 24:1) En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen
Israël; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israël en
Juda. |
|
(Ezechiël 20:25) Daarom gaf Ik hun ook besluitingen, die niet goed
waren, en rechten, waarbij zij niet leven zouden. |
|
(2
Korinthiers 4:4) In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind
heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van
het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. |
| (2 Thessalonica 2:11)
En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen
zouden geloven; Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid
niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de
ongerechtigheid.
|
|
(Mattheus 6:13) En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze.
|
|
(Lukas 11:4) En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. |
Als mensen zondigen doet God er nog een schepje bovenop door ze verkeerde neigingen te geven.
|
(Romeinen 1:24-28)
Daarom heeft God hen ook overgegeven in de
begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder
elkander te onteren;...........Daarom heeft God hen
overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben
het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature; En insgelijks
ook de mannen, nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit
geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid
bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in
zichzelven ontvangende. En gelijk het hun niet goed gedacht heeft God in
erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven
in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen; |
God gebruikt kannibalisme als
straf.
| (Deuteronomium 28:53)
En gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer
dochteren, die u de HEERE, uw God, gegeven zal hebben; |
| (Deuteronomium 28:57)
En dat om haar nageboorte, die van tussen haar voeten uitgegaan zal
zijn, en om haar zonen, die zij gebaard zal hebben; want zij zal hen
eten in het verborgene, vermits gebrek van alles; |
| (Jeremia 19:9) En Ik
zal hunlieden het vlees hunner zonen en het vlees hunner dochteren doen
eten, en zij zullen eten, een iegelijk het vlees zijns naasten, in de
belegering en in de benauwing, waarmede hen hun vijanden, en die hun
ziel zoeken, benauwen zullen. |
| (Ezechiel 5:10) Daarom
zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en de kinderen
zullen hun vaderen eten; en Ik zal gerichten onder u oefenen, en zal al
uw overblijfsel in alle winden verstrooien. |
God organiseert overspel als
straf.
| (2 Samuël
12:11) Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw
huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste
geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon. |
God roept op tot het voeren van
oorlog, het vergieten van bloed en het vermoorden van vrouwen en kinderen.
|
(Numeri 25:17) Handel
vijandelijk met de Midianieten, en versla hen; |
|
(Jeremia 48:10) Vervloekt zij, die des HEEREN werk bedriegelijk doet;
ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt! |
|
(Joël 3:9-10) Roept dit uit onder de heidenen, heiligt een
krijg; wekt de helden op, laat naderen, laat optrekken alle krijgslieden.
Slaat uw spaden tot zwaarden, en uw sikkelen tot spiesen. |
|
(Jeremia 51:20) Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; en
door u zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken
verderven. En door u zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en
door u zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter. En door u zal Ik
in stukken slaan den man en de vrouw; en door u zal Ik in stukken slaan
den oude en den jonge; en door u zal Ik in stukken slaan den jongeling en
de jonkvrouw. |
God vernietigd zonder
onderscheid des persoons complete steden/volkeren of laat dat doen.
|
(Genesis 7:23) Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den
aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en
tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch
Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was. |
|
(Genesis 19:24-25) Toen deed de
HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den
hemel. En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners
dezer steden, ook het gewas des lands. |
|
(Deuteronomium
20:16-17) Maar van de
steden dezer volken, die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij
niets laten leven, dat adem heeft. Maar gij zult ze ganselijk verbannen:
de Hethieten, en de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Ferezieten, de
Hevieten, en de Jebusieten, gelijk als u de HEERE, uw God, geboden heeft;
|
God zet zelf aan tot het doen
van mensenoffers en/of schept de indruk dat deze Hem welgevallig zijn.
| (Ezechiël 20:26) En Ik
verontreinigde hen in hun giften, omdat zij door het vuur deden doorgaan
al wat de baarmoeder opent; opdat Ik ze verwoesten zou, ten einde dat
zij zouden weten, dat Ik de HEERE ben. |
| (Exodus 22:29) Uw volheid en uw tranen zult gij niet
uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven. |
|
(Genesis 22:2) En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij
liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot
een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal. |
|
(Richteren 11:29) Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat
hij Gilead en Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead, en
van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons. En
Jeftha beloofde den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen
Ammons ganselijk in mijn hand zult geven; Zo zal het uitgaande, dat
uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van
de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het
offeren ten brandoffer............Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis
kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet...........En het
geschiedde ten einde van twee maanden dat zij tot haar vader wederkwam,
die aan haar volbracht zijn gelofte, die hij beloofd had; |
|
(Efeziers 5:2) En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook
Christus ons liefgehad heeft, en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot
een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk. |
Conclusie: klaarblijkelijk
houdt de bijbelse God
er hele andere definities van rechtvaardigheid en goedheid op na dan wij
in het dagelijks leven gewend zijn. Wie ondanks bovenstaande gruwelen en
onrechtvaardigheden toch in Zijn goedheid wil blijven geloven kan zijn toevlucht
zoeken in de volgende verzen:
|
(Spreuken 3:5) Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun
op uw verstand niet. |
|
(Psalmen 139:17) Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw
gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen!
Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; |
|
(Psalmen 145:3) De HEERE is groot en zeer te prijzen, en Zijn
grootheid is ondoorgrondelijk. |
|
(Predikler 11:5) Gelijk gij niet weet, welke de weg des winds
zij, of hoedanig de beenderen zijn in den buik van een zwangere vrouw,
alzo weet gij het werk Gods niet, Die het alles maakt. |
|
(Jesaja 40:28) Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de
eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede
noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand. |
|
(Jesaja 45:9) Wee dien, die met zijn Formeerder twist, gelijk
een potscherf met aarden potscherven! Zal ook het leem tot zijn formeerder
zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen? |
|
(Jesaja 55:8) Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten,
en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want gelijk de hemelen
hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn
gedachten dan ulieder gedachten. |
|
(Mattheus 19:26) En Jezus, hen aanziende, zeide tot hen: Bij de
mensen is dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. |
|
(Romeinen 11:33) O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en
der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk
Zijn wegen! Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn
raadsman geweest? |
Lees verder: Bijbelse Moraal
Home
| Index |
Zoek
|