JvH reageert hier op de pagina Tegenspraken.
Zie ook het forum 22/05/21 en 30/05/21.
opm: SV=Statenvertaling en NB=Naardense Bijbel
1. Kan een mens Gods aangezicht zien en leven ?
De site vermeld de volgende tekst: Ex 33:20 “Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven.“ Vervolgens staan er 3 voorbeelden van mensen die wel God zagen en levend bleven.
Antwoord:
Bij de 70 oudsten staat niet dat ze Gods aangezicht zagen. Zij zien van Israëls God: onder zijn voeten iets gemaakt als plaveisel van saffier, als het gebeente van de hemel zo helder. Hetzelfde lezen we in de profeet Ezechiël, onder andere in hoofdstuk 1. Ook hij ziet vooral wat er onder Gods voeten is, maar niet Zijn aangezicht. Als we Exodus 24 helemaal lezen dan zien we ook dat er meerdere keren staat dat de oudsten maar tot een bepaalde plek opklommen, en dat ze van verre stonden. Alleen Mozes gaat verder tot God. En ook het hele volk ziet iets van God: vs 18: “Te zien is geweest de glorie van JHWH als een verterend vuur op de top van de berg,- voor de ogen van de zonen Israëls.” Van die glorie van de Heere zien we zo nog meer.
Maar dan blijft dat er in hetzelfde hoofdstuk van Exodus (vs 11) staat dat de Heere (JHWH ) tot Mozes spreekt van gelaat tot gelaat, zoals een man spreekt tot zijn makker. En ook Jacob roept vol verwondering uit: omdat ik God heb gezien van aanschijn tot aanschijn en mijn ziel is ontrukt !
Toch kan er moeilijk sprake zijn van een tegenstelling want twee van deze zogenaamd tegenstrijdige teksten staan vlak achter elkaar: Exodus 33:11 en 33:20. Kennelijk vond de auteur van deze passage het niet vreemd om in vers 11 te schijven dat Mozes met God sprak “van aangezicht tot aangezicht“, om vervolgens Gods uitspraak te citeren dat niemand ooit Gods gezicht kan zien. Daarom is het ook zo belangrijk de context te lezen:
Exodus 33:11-23 : Toen sprak JHWH tot Mozes van gelaat tot gelaat, zoals een man spreekt tot zijn makker; dan keerde hij terug naar de legerplaats. Zijn helper Jozua, zoon van Noen, een jongen nog, week niet uit de tent. 12 Mozes zegt tot JHWH: zie aan, gij zegt tot mij: doe deze gemeente ópklimmen, maar gij hebt mij niet doen weten wie ge uitzendt met mij mee; gij hebt gezegd ‘ik ken jou bij name’ en óók ‘genade heb je gevonden in mijn ogen’; 13 welnu, áls ik toch genade heb gevonden in uw ogen: doe mij toch uw weg kennen, dan ken ik U opdat ik genade zal vinden in uw ogen; zie in dat het uw gemeente is, dit volk! 14 Hij zegt: als mijn gelaatstrekken meegaan, zal ik je dan tot rust brengen? 15 Hij zegt tot hem: als uw gelaatstrekken niet meegaan, laat ons dan niet van hier opklimmen!- 16 waaraan wordt anders geweten dat ik genade heb gevonden in uw ogen, ikzelf en uw gemeente, niet doordat gij met ons mee gaat?- en wij zó onderscheiden zijn, ikzelf en uw gemeente,- van heel de gemeenschap op het aanschijn van de grond? 17 Dan zegt JHWH tot Mozes: ook dít woord dat je hebt gesproken zal ik doen; want je hebt genade gevonden in mijn ogen,- ik ken je bij name! 18 Dan zegt hij: laat mij toch uw glorie zien! 19 Hij zegt: van mij uit laat ik voorbijtrekken: heel mijn goedheid, vlak voor je aanschijn, en uitroepen zal ik de naam ‘JHWH’ voor je aanschijn; begenadigen zal ik wie ik begenadig en ontfermen zal ik mij over wie ik mij ontferm! 20 En hij zegt: je zult niet bij machte zijn om mijn gelaat te zien; want nooit ziet de mens mij aan en overleeft het! 21 Dan zegt JHWH: hier is een plaats bij mij; opstellen zul jij je op de rots; 22 geschieden zal het als mijn glorie voorbijtrekt: neerzetten zal ik je in een holte van de rots; overhuiven zal ik je met mijn handpalm totdat ik voorbijtrek; 23 weghalen zal ik mijn handpalm en zien zul je mijn achterkant; mijn gelaatstrekken zullen niet worden gezien! (NB)
Vers 18 en vers 22 geven de verklaring waarom God in vers 20 zegt dat Mozes zijn aangezicht niet kan zien en blijven leven. In vers 18 vraagt Mozes namelijk om hem Zijn heerlijkheid (of glorie) te laten zien. Dat is dus meer dan wat Mozes gezien heeft in vers 11, waar staat dat hij met God sprak zoals een man met zijn makker. Maar dan komt de uitspraak van God in vers 20: Als God in Zijn heerlijkheid (of glorie) aan een mens verschijnt, dan kan een mens dat niet overleven! Gods heerlijkheid is te glorieus, te overweldigend..
Dat neemt niet weg dat God wel in andere vormen aan mensen kan verschijnen. Hij verscheen in menselijke gedaante aan Abraham (Genesis 18) en later dus aan Jakob (Genesis 32) en hier dus aan Mozes. God neemt dus een menselijke gedaante aan zonder Zijn glorie, om zich aan een mens te kunnen laten zien. Ook Jezus, de Zoon van God, kunnen we in zekere zin een verschijning van God in menselijke gedaante noemen.
2. Gij zult u geen gesneden beeld maken.
God verbied in Exodus 20:4 om gesneden beelden te maken, en gebied in Num 21: 8 een vurige slang te maken en in Exodus 25:18 om cherubs (engelenfiguren) van goud te maken. Ook wordt nog de tekst genoemd dat Salomo op het onderstel van het koperen wasvat cherubs, leeuwen en palmbomen maakte.
Antwoord:
Dit is niet zo moeilijk: God zelf heeft met Zijn eigen vinger de 10 Woorden (of geboden) in de stenen tafelen (platen) gegrift, en je kun niet een deel van dat gebod weg laten en vervolgens conclusies trekken..
Het tweede gebod luid in zijn volledigheid: “Je zul voor jezelf níet maken een snijbeeld of welke gestalte ook die is in de hemelen boven, die is op het aardland beneden of die is in de wateren onder het aardland! Je zul je voor hen níet buigen en je zul hen níet dienen; want ik, de Ene, God-over-jou, ben een naijverig God die onrecht van vaders aan zónen bezoekt, aan derden en vierden van hen die mij haten; en die vriendschap bewijst aan dúizenden: aan hen die mij liefhebben en mijn geboden bewaken! (NB)
God verbied hier een beeld te maken van wat dan ook om daardoor God te dienen of je ervoor te buigen. Zelfs de vurige slang die hier genoemd is en die op Gods bevel gemaakt is (Num 21:8) is later verbrijzeld omdat de Israëlieten er afgoderij mee gingen bedrijven.
Maar nergens wordt er verboden iets te maken ter versiering of wat dan ook, als we maar nooit God daardoor willen dienen of aanbidden. En nog minder dat we zo'n dood beeld voor een god zouden houden.
3. Zullen de volgelingen van Jezus worden vervolgt?
Volgens Spreuken 16:7 niet, en volgens 2 Tim 3:12 wel..
Antwoord:
In Spreuken 16:7 staat: “Heeft JHWH in iemands wegen behagen,- dan laat hij zelfs zijn vijanden
vrede met hem sluiten.” (NB) Dit is ook wat je doorgaans in de Bijbel leest: God zorgt voor zijn kinderen.
Overigens kunnen we in het oude testament moeilijk over volgelingen van Jezus spreken, want Jezus was nog niet naar deze aarde gekomen.
Toch wil dat niet zeggen dat ze nooit vervolging of verdrukking ervaren. Ik las recent een mooi stukje van Corrie ten Boom, jou vast wel bekend: Ze zegt:
Geeft God ons altijd wat wij in het gebed aan Hem vragen?’
Soms is zijn antwoord nee. Hij weet wat wij niet weten. Hij weet alles en als Hij nee zegt, is dat een onderdeel van zijn plan voor ons leven.
Mijn leven is een weefsel tussen mijn God en mij, niet ik kies uit de kleuren heel doelbewust werkt Hij.
Vaak weeft Hij er verdriet in en ik, door onverstand, vergeet: Hij ziet de boven- en ik de onderkant.
Als ’t weefgetouw zal rusten en de spoel niet meer schiet om, zal God het doek ontvouwen en verklaren elk ‘waarom’
hoe nodig donk’re draden zijn in des Wevers hand naast goud- en zilverdraden: zó komt zijn plan tot stand.
- Corrie ten Boom
Ik weet, o Heer, dat uw oordelen gerechtigheid zijn en dat Gij in trouw mij hebt verdrukt. – Psalm 119:75
Dank U dat U onze gebeden altijd op uw wijze beantwoordt met ‘ja’ of ‘nee’. Het is goed om te weten dat U nooit een vergissing maakt.
Dus al zorgt God voor zijn kinderen sluit dat vervolging en verdrukking niet uit. Corrie ten Boom werd vrijgelaten uit het concentratiekamp, want voor haar had God nog een taak op deze aarde. Maar haar zus Betsie en hun oude vader overleden in gevangenschap. Onrechtvaardig? Nee, zij mochten in de hemelse heerlijkheid ingaan, met nooit meer pijn, verdriet of wat voor narigheid dan ook.
In 2 Tim 3 schrijft Paulus aan Timotheus hoe het zal zijn in het laatste tijd van deze wereld, en we zien om ons heen dat die profetie in vervulling aan het gaan is:
Maar weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden aanstaande zullen zijn. 2 Want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, praalziek, hoogmoedig, lasterlijk, aan ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, 3 ongevoelig, onverzoenlijk, tweespalt-zaaiend, onbeheerst, onhandelbaar, onwelwillend tot het goede, verraderlijk, vermetel, opgeblazen, meer genotsvrienden dan Godsvrienden; 5 ze hebben de schijn van vroomheid maar verloochenen de kracht daarvan; keer je van hen af! 6 Want uit hun midden zijn zij die de huizen binnendringen en vrouwtjes inpakken die bedolven zijn onder zonden, meegesleept door velerlei begeerten, 7 die altijd bezig zijn met leren en maar nooit tot erkenning van waarheid kunnen komen. 8 Op de wijze waarop Jannes en Jambres
Mozes hebben weerstaan, zó weerstaan ook deze mannen de waarheid; het zijn mensen wier denken bedorven is en wier geloof het in een toets niet houdt. 9 Maar zij zullen het niet veel verder brengen; want hun gebrek aan inhoud zal allen overduidelijk zijn, zoals ook dat van hen het is geweest. 10 Maar jij, jij bent mij nagevolgd in de leer, het gedrag, het streven, het geloof, het geduld, de liefde, de volharding, 11 de vervolgingen en al het lijden dat mij is overkomen in Antiochië, in Ikonium, in Lystra; hoeveel vervolgingen heb ik niet moeten verdragen, en aan die alle heeft de Heer mij ontrukt. 12 Maar allen ook die vroom willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden. 13 Boosaardige mensen en zwendelaars zullen van kwaad tot erger gaan: ze misleiden en worden misleid.
Het is dus beiden waar: God zorgt voor degenen die Hem dienen, zie ook vers 11 hierboven. Evenwel zal in de laatste tijd dat de aarde bestaat een moeilijke tijd zijn voor de volgelingen van Jezus. De goddeloze mensen die beschreven worden in de eerste verzen van dit hoofdstuk, moeten niets van volgelingen van Jezus hebben. Bij welk 'kamp' hoor jij ?
4. Zal de aarde eeuwig bestaan of zal zij vergaan?
Volgens Psalm 104:5 en prediker 1:4 zal de aarde eeuwig bestaan, maar volgens Lucas 21:33 zal de hemel en de aarde voorbijgaan, volgens 2 Petrus 3:10 zal de aarde en de werken die daarin zijn verbranden.
Antwoord:
Het woord eeuwig of eeuwigheid komt veel voor in de Bijbel. In het oude testament gaat het dan om het Hebreeuwse woord olam. In het nieuwe testament om het Griekse woord aioon. Laten we beginnen bij: Olam.
Jeff A. Benner (van het Ancient Hebrew Research Centre) legt uit wat olam voor de oude Hebreeërs betekent:
"Het Hebreeuwse woord olam betekent in de verre toekomst. Als je in de verre toekomst kijkt is het moeilijk om details waar te nemen en wat voorbij de horizon ligt kun je niet zien. Dit concept is de olam. Het woord olam wordt ook gebruikt voor tijd als het gaat om het verre verleden of de verre toekomst, als een tijd die moeilijk te kennen of te ontwaren is. Olam wordt regelmatig vertaald met eeuwigheid of voor altijd, maar in de Engelse taal (ook in de Nederlandse taal) wordt dit ten onrechte opgevat te betekenen een vaste spanwijdte van tijd die nooit eindigt. In de Hebreeuwse geest betekent het eenvoudigweg dat wat zich aan of over de horizon bevind, een erg verre tijd. Een gebruikelijke uitdrukking in het Hebreeuws is 'l olam va'ed' dit wordt meestal vertaald met: voor eeuwig en eeuwig, maar in het Hebreeuws betekent het 'tot de verre horizon en opnieuw', wat wil zeggen: een erg verre tijd en zelfs nog verder'. Deze uitdrukking wordt gebruikt om de gedachte van een erg ver verleden of een erg verre toekomst vorm te geven". Voor ons belangrijk om vast te stellen dat binnen de Joodse gedachte over olam er geen ruimte is voor het theologische abstracte begrip 'eindeloos'.
Er zijn honderden teksten in het oude testament met het woord eeuwig(heid), teveel op ze allemaal op te noemen. Ik noem er enkele:
Gen 13:15 want heel het land dat je ziet, aan jou zal ik het geven,- en aan je zaad, tot in eeuwigheid;
Ex 12:24 bewaken zult ge dit woord tot een inzetting voor u en uw zonen tot in eeuwigheid;
Lev 3:17 Een inzetting van eeuwig voor uw generaties overal waar ge zult wonen: alle vet en alle bloed, ge zult het niet eten!
Num 25:3 Wezen zal dat voor hem en voor zijn zaad na hem een verbond om priester te zijn voor eeuwig,-
Deut 5:26 Wie zal het geven,- dat dít hun hartenwens zal worden: míj te vrezen en al mijn geboden te bewaken al de dagen; opdat het hun en hun zonen goed zal gaan voor eeuwig!
Joz 8:28 Jozua verbrandt het Ai; en maakt het tot een puinheuvel voor eeuwig, een woestenij, tot op deze dag.
Opm.: Tot op deze dag is dus de dag dat het opgeschreven werd, maar later is Ai herbouwd als Ajath.
1 Sam 1:22 Maar Hanna [Hebr. uitspraak: Chana] is niet opgeklommen,- want, heeft ze tot haar man gezegd: totdat de jongen gespeend is,- dan laat ik hem meekomen en zal hij zich laten zien bij het aanschijn van JHWH en daar zetelen tot in eeuwigheid!
Zo kan ik nog wel een poosje doorgaan. Zeker in de tekst van Samuel is duidelijk dat de jongen (Samuel) niet tot in eeuwigheid in of bij de tabernakel leeft voor Gods aangezicht; hij is gewoon gestorven als alle andere mensen.
In hetzelfde rijtje passen dus de teksten die genoemd werden:
Psalm 104:5 hij grondvestte de aarde op haar fundamenten,- zij wankelt niet, eeuwig en altijd!-
Prediker 1:4 Een geslacht zal gaan en een geslacht zal komen, maar de aarde blijft eeuwig bestaan.
Het Hebreeuwse woord 'olam' kan dus onmogelijk een nooit-eindigend tijdperk betekenen, maar zoals Jeff A. Benner al aangeeft: een lange tijd, tot voorbij ons blikveld. Samuel is voor het aanschijn van God gebleven tot na de dood van zijn moeder, dus voorbij haar 'horizon'.
Ongeveer hetzelfde geldt voor het Griekse woord aioon van het Nieuwe testament, ik ga er niet uitgebreid op in maar geef één voorbeeld: 1 Kor 10:11 Dit alles is bij wijze van voorbeeld hun overkomen, en opgeschreven als een waarschuwing voor ons, op wie de einden der eeuwigheden afkomen.
Het lijkt me duidelijk dat het hier niet het einde van oneindige tijdperken kan betekenen..
De teksten in Lucas 21:33 en 2 Petrus 3:10 wijzen erop dat de aarde een keer zal vergaan, ook het boek Openbaringen spreekt daarover. Het is duidelijk dat de aarde en de hemel (zoals wij die kennen en zien) voorbijgaan, de aarde met al zijn werken zal zelfs met vuur worden verbrand.
5. Hoe komt koning Saul aan zijn eind?
Volgens 1 Samuel 31:4 pleegde hij zelfmoord, volgens 2 Sam 1:8-10 werd hij gedood door een Amalekiet,
Antwoord:
In 1 Sam 31 staat het duidelijk: Hij viel in zijn eigen zwaard, hij pleegde dus zelfmoord.
In 2 Sam 1 staat het verhaal van de Amalekiet die tegen David verteld dat hij het gedaan had, omdat hij dacht daardoor ik een goed blaadje te komen bij David. Blijkbaar verwachte hij een goede beloning wanneer hij vertelde dat hij zijn grootste vijand gedood had... Maar dat viel vies tegen..
Nergens staat dat het verhaal van de Amalekiet waar is.. Als je 1 Sam 31 gelezen hebt weet je dat het niet waar is. Zo zie je maar: je kunt een zogenaamde tegenstrijdigheid in de Bijbel zoeken.. en je kunt aandachtig lezen.
6. Waar en met wie haalt David de toonbroden?
Alleen en bij Achimelech volgens 1 Sam 21:1 of samen met anderen en bij Abjathar volgens Marcus 2:25-26.
Antwoord:
Volgens 1 Sam 21:1 vraagt Achimelech aan David waarom hij alleen was, maar in vers 5 vraagt hij of de jongens zich wel geheiligd hadden. David was dus samen met jongens of jongemannen die al een vrouw hadden zoals uit het verhaal blijkt. De vraag waarom hij alleen was moet dus een andere betekenis hebben dan helemaal alleen. Vermoedelijk bedoelde Achimelech waarom er geen leden van de hofhouding van Saul of soldaten van Saul bij hem waren die gewoonlijk met hem meegingen als hij iets voor Saul moest gaan doen. Want dat zegt David tegen Achimelech, al was dat een leugen.
Inderdaad zegt Jezus in Marcus 2:25-26: hebt ge nooit kennis gekregen van wat David deed toen hij gebrek had en honger leed, hijzelf en die bij hem waren?- hoe hij het huis van God binnenkwam onder heiligdomsoverste Abjathar [Hebr. uitspr: Evjatar] en ‘de broden van de uitstalling’ opat, die niemand mag eten behalve de heiligdomsdienaren, en ook gaf aan die met hem samen waren!- (NB)
Abjathar was de zoon van Achimelech, en is kort daarna hogepriester (of heiligdomsoverste) geworden toen Saul zijn vader Achimelech en zijn hele familie liet vermoorden. Abjathar was daarbij en ontsnapte ternauwernood (1 Sam 22:20), hij vluchtte en voegde zich daarna bij David. David bood hem bescherming en Abjathar is lange tijd bij David geweest. Het is dus ook nagenoeg zeker dat Abjathar er bij was toen Achimelech de toonbroden aan David gaf, misschien heeft hij ze wel aan David overhandigd in opdracht van zijn vader.
Dit lijkt dus een tegenstrijdigheid, maar is dat in wezen niet. Jezus gebruikte wellicht bewust de naam Abjathar en gebruikte verder een taalkundige constructie die niet strikt ‘ten tijde van’ hoeft te betekenen, maar ‘in de periode van de hogepriester Abjathar' en dat klopt op zich. In de context vergelijkt Jezus zich dan met David.
Bovendien: In de tijd van de Heere Jezus wordt Abjathar herinnerd als hogepriester, ongeveer net zoals gezegd wordt: Koningin Juliana ging tijdens de Tweede Wereldoorlog met haar familie naar Engeland. Toch was Juliana toen geen koningin, dat was haar moeder Wilhelmina.
7. Brengt God verwarring?
In 1 Korinthe 14:33 staat dat God geen God is van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen. Maar in Jesaja 22:5 staat: Want het is een dag van beroering, en van vertreding, en van verwarring van de Heere, de HEERE der heirscharen, enz.
Antwoord:
In alle andere vertalingen die ik gelezen heb staat: “want God is niet een God van wanorde, nee, van vrede, zoals in al de vergaderingen der heiligen.” Dat vinden we vaker in de Bijbel: God is een God van orde, en niet van wanorde.
Een mens kan van orde houden, maar God is een God van orde (en van vrede en van liefde en van rechtvaardigheid, en van ..)
Kan zo'n God toch verwarring brengen? In dit hoofdstuk profeteert Jesaja over de aanstaande overheersing van het Joodse land door de Assyriërs. Dat was een straf van God vanwege hun goddeloosheid en vele zonden. Jesaja voorspelt een dag van beroering en vertreding en verwarring van de Heere.
Ter verduidelijking zegt de kanttekening: Welke God de Heere als rechtvaardig Rechter over hen doet komen, door verslagenheid vanwege de inval van de vijanden.
In de NB lees ik: Want het is een dag van verschrikking, verwoesting en verwarring voor mijn Heer, de Ene, de Omschaarde, in het Dal van het Visioen; van ontmuring van muurwerk en hulpgeschreeuw richting bergland.
De echte verwarring brengen dus de Assyriërs, maar het is wel Gods beleid, als straf aan het Joodse volk. God kan dus verwarring c.q. wanorde brengen en gebruiken, als straf voor zijn volk of tegen zijn vijanden, maar daarmee is God nog geen God van wanorde!
8. Stierf Judas door zichzelf te verwurgen of door een val?
Volgens Matheus 27:5 verwurgde hij zichzelf, en volgens Handelingen 1:18 is hij doormidden gebarsten en zijn al zijn ingewanden uitgestort.
Antwoord:
De schrijver van de site had hier nog een tegenstelling kunnen opmerken tussen deze 2 teksten: Volgens Matheus bracht Judas de 30 zilverstukken die hij had gekregen voor het verraad van Jezus terug naar de overpriesters en ouderlingen. Daarna ging hij weg en hing hij zichzelf op. De overpriesters kocht van de 30 zilverstukken een akker en noemden die "bloedakker". In Hand. 1 vers 18 (SV) lijkt het of Judas de akker zelf gekocht heeft en hierop voorover gevallen is, waarbij alle ingewanden naar buiten kwamen. Andere vertalingen geven aan dat met het geld dat Judas voor zijn verraad had gekregen, een stuk grond werd gekocht. En dat is wat in Handelingen 1 wordt bedoeld. Matheus vertelt dat door de overpriesters een akker werd gekocht, en dit zou Judas' dodenakker worden.
Dan de manier waarop Judas aan zijn einde kwam, wat doorgaans meer vragen oplevert. Verwurgde hij zichzelf of is hij naar beneden gestort en daarbij open gebarsten? De teksten hoeven niet met elkaar in tegenspraak te zijn; ze kunnen elkaar ook aanvullen. Bij een val komen de ingewanden niet zomaar naar buiten. Dat gebeurt alleen wanneer het lichaam in een bepaalde staat van ontbinding is of van een zekere hoogte naar beneden valt. Het is aannemelijk dat Judas zich heeft opgehangen, want Matheus heeft het over verwurgen. En blijkbaar heeft niemand de moeite genomen om zijn lichaam van het touw af te halen en te begraven. Na verloop van tijd is het lichaam gaan ontbinden zodat het naar beneden kwam, of het touw waarmee hij zich had opgehangen is gaan rotten en gebroken. Ze hadden toen geen kunststof touwen zoals nu.
Een andere verklaring die ik eens las is dat Judas zelf geklungeld heeft: een slecht touw gebruikt, of niet goed vastgemaakt, of wat dan ook. Het lichaam van Judas is toen naar beneden gevallen en daarbij open gebarsten, waarbij zijn ingewanden naar buiten kwamen. Zoals gezegd gebeurt dat alleen als een lichaam van grote hoogte valt, en daarom lijkt mij deze verklaring net iets minder waarschijnlijk.
9. Stierf koning Josia te Megiddo of Jeruzalem?
2 Kon 23:29: Hij doodde hem te Megiddo, maar in 2 Kron 35:24 staat: En zijn knechten namen hem weg van den wagen, en voerden hem op den tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de graven zijner vaderen;
Antwoord:
In de NB lees ik deze teksten als volgt: 2 Kon 23:30 Zijn dienaren rijden hem dood weg uit Megido, komen met hem aan in Jeruzalem en begraven hem in zijn eigen graf; de gemeenschap van het land neemt Josjiahoes zoon Jehoachaz, ze zalven hem en maken hem koning in plaats van zijn vader.
2 Kron 35:24 Zijn dienaars brengen hem over, weg uit de wagen, rijden hem weg op de tweede wagen die hij heeft en laten hem naar Jeruzalem gaan; hij sterft en wordt begraven in de graven van zijn vaderen; heel Juda en Jeruzalem zijn in de rouw om Josjiahoe.
De Statenvertaling heeft hier het woordje 'en' toegevoegd, zoals zo vaak. Dus: “ze brachten hem te Jeruzalem en hij stierf..” Door het woordje 'en' ontstaat een tijdsvolgorde: eerst naar Jeruzalem, daarna gestorven. Ook andere vertalingen laten Josia in Jeruzalem sterven. Daarom vermoed ik dat hier sprake van een foutje in de brontekst, een overschijffoutje dus, en geen foutje van de Statenvertalers. Zie voor meer uitleg over verschillen in de brontekst mijn eerste mail.
Maar hij is te Megiddo gestorven, zoals 2 Kon 23:30 heel duidelijk aangeeft: Zijn dienaren rijden hem dood weg uit Megiddo. Vrij uitgebreid wordt beschreven dat ze hem hebben overgeladen op een andere wagen en hem daarmee naar Jeruzalem brengen. Dat is een extra bewijs dat hij al dood was: Het lijkt me dat ze het ongepast vonden om een dode, want die was in Israël onrein, te vervoeren op de krijgswagen van de koning. Als Josia nog leefde was dat niet aan de orde en zouden ze die moeite niet genomen hebben. Integendeel ze zouden hem dan met spoed naar een plek gebracht hebben waar ze hem konden verzorgen en behandelen.
10. Niemand is rechtvaardig?
Rom. 3:10 Er is niemand rechtvaardig, ook niet één. Maar in Lucas 1:6 staat: En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren, onberispelijk. En in Genesis 7:1 staat van Noach opgetekend: want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht.
Antwoord:
Zoals het in Romeinen 3:10 staat is het: Geen mens is er rechtvaardig. (SV)
Job 9:2 .. want hoe zou de mens rechtvaardig zijn bij God? (SV)
Job 15:14 en Job 25:4 : Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? (SV)
Psalm 143:2 ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. (SV)
Prediker 7:20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt. (SV)
Evenwel zijn en waren er rechtvaardigen op aarde, niet alleen Noach, Zacharias en Elizabet, maar vele rechtvaardigen zelfs:
Jes 53:11 Om den arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. (SV)
Marcus 6:20 Want Herodes vreesde Johannes, wetende, dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hield hem in waarde; (SV)
Lucas 1:6 En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten van de Heere, onberispelijk. (SV)
Lucas 2:25 En ziet, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezende; (SV)
Lucas 23:50 En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man
Hand 10:22 Cornelius, een hoofdman over honderd, een rechtvaardig man, en vrezende God (SV)
Vele rechtvaardigen op aarde, terwijl niemand rechtvaardig is ??
Dat is nu het grote 'geheim' van onze verlossing door Jezus Christus!
In Jesaja 53:11 staat het mooi omschreven: Mijn Knecht, de Rechtvaardige, zal velen rechtvaardig maken! Die Knecht van God is Jezus Christus, die de zonden van velen gedragen heeft, en daardoor zijn mensen die tegen God gezondigd hebben en van zichzelf onrechtvaardig zijn, toch rechtvaardig voor God!
Rom. 8:33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. (SV)
1 Petrus 3:18 Omdat ook Christus eenmaal voor zonden is gestorven, een Rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat hij u tot God zou leiden, Hij die door vlees-en-bloed gedood is maar levend gemaakt is door de Geest. (NB)
Velen zijn dus rechtvaardig gemaakt, en in Openb. 7:9 staat hoeveel dat er zijn:
“Daarna zag ik, en zie: een grote schare die niemand tellen kon, uit alle volken en stammen, gemeenschappen en talen, staande vóór de troon en vóór het Lam, gekleed in witte gewaden, met palmtakken in hun handen; (NB)
Een grote schare rechtvaardigen die niemand tellen kan!
Ik hoop voor elke lezer dat God ook jou van een onrechtvaardige een rechtvaardige maakt, als dat nog niet gebeurd is. Het kan nog zolang we in dit aardse leven zijn: Als we ons tot Hem wenden, als we ons omkeren op onze zondige weg en God om genade bidden: dan laat Hij zich verbidden!
Dat heeft Hij beloofd, en Zijn belofte is 100% zeker !
11. Mochten de discipelen een staf meenemen.
Nee volgens Lucas 9:3 en ja volgens Marcus 6:8
Antwoord: Gelukkig zijn er andere bronnen om te raadplegen, want wij zijn echt niet de eerste die een tegenstrijdigheid lijken te zien in Gods Woord. Ook in Mattheus 10 staat hetzelfde verhaal: Verkrijgt u noch goud, noch zilver, noch kopergeld in uw gordels; noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig. (SV)
In de Naardense Bijbel viel het me op dat het woord dat in Marcus 6:8 staat vertaald is met 'stok', en in de andere 2 Evangelies met 'staf'. Omdat deze vertaling consequent dezelfde woorden uit de brontekst hetzelfde vertaald in de doeltekst, en verschillende woorden verschillend vertaald, geeft dat al een bevestiging dat het in de brontekst om verschillend woorden gaat. Ik geef toe dat ik geen groot verschil zie in een stok en een staf, al lijkt me dat je een stok uit een tak van de boom snijdt, maar een staf is toch wat officiëler. Die is bewust gemaakt, die moet je gaan kopen. En dat blijkt ook uit het tweede vertaalprobleem(pje) dat er in de tekst zit: het gebruikte werkwoord. Voor de duidelijkheid de meest letterlijke vertaling die ik ken, en daar lezen we:
Math 10:9-10 Verwerft u geen goud, geen zilver en geen koper in uw gordels, geen reiszak voor onderweg, geen twee hemden, geen sandalen, geen staf;
Markus 6:8-9 Hij kondigt voor hen af dat ze niets mogen meenemen op weg dan alleen een stok,- geen brood, geen ransel, geen kopergeld in de gordel, maar wel sandalen ondergebonden; ‘en trekt geen twéé onderhemden aan!’
Lucas 9:3 Hij zegt tot hen: neemt niets mee voor onderweg,- geen staf, geen reiszak, geen brood en geen geld, en ook moet ge geen twee hemden hebben; (NB)
Mattheus heeft het over verwerven: ze moeten dus geen spullen gaan kopen of verwerven, maar ze moeten gaan zoals ze zijn.
Lucas vat het wat summierder samen: Hij zegt eigenlijk: 'niets meenemen voor onderweg'.
En Markus geeft aan dat ze een stok (die ze waarschijnlijk al hadden) wel mee mogen nemen, en sandalen zijn ook nodig. Maar hij zegt niet dat ze iets moeten gaan kopen of verwerven, dus eigenlijk zegt hij ook: 'gaan zoals we zijn.' Op die manier vullen ze elkaar mooi aan.
Markus en Lucas lijken dus het meest tegenstrijdig, maar dan noch zegt de ene: geen staf meenemen (die ze waarschijnlijk niet hadden) en de ander zegt: alleen een stok meenemen. Dus is er geen tegenstrijdigheid. Als je er wel een tegenstrijdigheid in zie, dan is die zo miniem dat het eerder een bewijs is van de echtheid van Gods Woord. Iedere schrijver geeft het weer vanuit zijn eigen gezichtspunt, en dan krijg je verschillende verhalen. Als het allemaal exact gelijk zou zijn dan zou je juist vraagtekens kunnen zetten bij de echtheid!
12. Worden kinderen gestraft voor de zonden van de ouders?
Nee volgens Deuteronomium 24:16 en Ezechiel 18:20 en 2 Kronieken 25:4, maar volgens Exodus 20:5, Numeri 14:18, Jozua 7:24 en 25, 1 Kon 21:29 en 2 Sam 12:14 worden de kinderen wel gestraft voor de zonden van de ouders.
Antwoord:
In Deut 24:16 verbied God dat vaders gedood worden om de zonden van kinderen en kinderen om de zonden van vaders. En in Ezechiel 18:20 wordt dat herhaald. Dit is dus een wet wat de overheid moet doen en niet moet doen bij het straffen van boosdoeners. Amazia deed het dus goed in 2 Kron 25:4. Tot zover geen probleem.
Maar dan de teksten die het tegendeel lijken te zeggen: Maar deze teksten zeggen niet wat mensen moeten doen, maar wat God doet.
We herhalen ze even: Exodus 20:5 .. want ik, de Ene, God-over-jou, ben een naijverig God die onrecht van vaders aan zónen bezoekt, aan derden en vierden van hen die mij haten; (NB)
Numeri 14:18 de Ene, lankmoedig en overvloedig in vriendschap, die verdraagt: onrecht en overtreding; maar ongestraft: níets laat hij ongestraft, bezoekend het onrecht van vaders aan zonen, aan derden en vierden!-
God doet dus wat hij aan mensen verbiedt.. ? Ja inderdaad, zou Hij dat niet mogen?
Ten eerste is God onze Schepper, Hij mag aan Zijn maaksel dingen gebieden en verbieden zoals Hij dat wil. Maar daar hoeft hij Zelf zich niet aan te houden! Als jij je hond iets verbied, bijvoorbeeld om in de slaapkamer te komen, kom je daar dan zelf ook niet? En dan zijn wij alleen maar de baas van de hond, niet eens de Schepper (maker) daarvan.
Ten tweede: het is volkomen terecht dat God aan een mens verbied om vaders te straffen voor de zonden van zonen en zonen voor de zonden van vaders. Wij weten meestal niet of de zoon of de vader ook schuld heeft. Maar God doorziet de harten, en dat blijkt ook uit de geboden: God straft de zonden aan derden en vierden (derde en vierde geslacht) van degenen die Hem haten. Dus niet aan degenen die Hem liefhebben! Waarbij opgemerkt dat het woord haten ruim te nemen is in de Bijbel, het is dus meer dan wij eronder verstaan. Dat blijkt bijv. uit de teksten van de Heere Jezus waar je ook over viel, dat komt nog in punt ## . Haten betekend dus: niet liefhebben.
Dat legt een grote verantwoordelijkheid op ons als we vader zijn.. Als we zondigen en onze kinderen voor gaan in het niet-liefhebben van God, dan maken we dat onze kinderen ook in dat spoor leven, een leven zonder God. En dan kan het zijn dat het derde en vierde geslacht van ons nageslacht gestraft door God, niet alleen omdat ze zelf God niet liefhebben, maar ook om onze zonden!
We zien een voorbeeld bij het volk Israël: steeds weer dienden ze de afgoden, en steeds weer stelde God de straf uit. Zo ook bij de tekst 1 Kon 21:29: Achab heft zich vernederd voor God, en weer stelt God de voorspelde straf uit... Pas in de tijd van Achabs zonen, die ook goddeloos leefden, wordt het hele geslacht van Achab uitgeroeid door Jehu.
Ook noem je de tekst uit 2 Sam 12:14 waar God het zoontje van David en Batseba wegneemt, vanwege de zonden van David. Maar je kunt je afvragen wie hier gestraft wordt, David of het kind. David was in diepe rouw, voor hem was het vreselijk. Maar het kind mocht ingaan in de hemelse heerlijkheid, waar het nooit meer pijn, verdriet, enz. zal hebben. Hij hoefde niet eerst 70 of 80 jaar op deze aarde te zijn met alle moeiten en tegenslagen, ziektes en lijden enz. die een mens meestal meemaakt in dit aardse leven. Dat kind is dus veel narigheid bespaart! En zoals al gezegd: God mag doen met Zijn schepsel wat Hij wil.
We moeten ook niet de gedachte hebben dat we recht hebben op een gelukkig leven van zeg maar 80 jaar hier op aarde. We hebben nergens recht op, alle tijd die we krijgen is gegeven door onze Schepper. Anders zouden we ook wel kunnen zeggen dat het onrechtvaardig is als God iemand laat sterven op de leeftijd van 100 jaar.. Meestal noemen wij dat een gezegende leeftijd. Maar voor de zondvloed werden de mensen rond de 900 jaar oud. Daarbij vergeleken sterft iemand op 100-jarige leeftijd erg jong! Dus als je zo redeneert moet je het ook onrechtvaardig van God vinden als iemand op 100-jarige leeftijd sterft.
Nog even kort naar de middelste van de teksten die genoemd staan: Jozua 7:24: Daar wordt Achan met zijn kinderen gedood vanwege de diefstal van Achan. Jozua lijkt het hier verkeerd te doen, tegen Gods gebod in. Toch blijkt uit deze geschiedenis niet dat Jozua het verkeerd doet, want in vers 26 staat dat de gloed van Gods toorn werd afgekeerd. Dus doet Jozua met Gods goedkeuring! Gods wegen zijn inderdaad voor ons eenvoudige mensen vaak niet te doorgronden. Wij zouden misschien gezegd hebben nadat Adam en Eva in de zonde gevallen waren: stop maar met het 'experiment' mens. Nu zijn het er nog maar 2 mensen, maar straks moeten miljoenen mensen sterven.. Maar zo denkt God dus niet! Er zijn nu ongeveer 7 miljard mensen op deze aarde.. en alle 7 miljard moeten straks sterven.. aangrijpend als je erover denkt!God denkt dus anders al wij mensen met ons beperkte aardse blikveld.Toch zijn er wel wat kanttekeningen te plaatsen bij Achan en zijn kinderen:
– Achan diefstal was niet zomaar een diefstal als elke andere diefstal; kort samengevat: Achan had van God gestolen en het hele volk van Israël in beroering gebracht.
– het lijkt onwaarschijnlijk dat iemand in een tent een kuil kan graven en dingen verstoppen, zonder dat de medebewoners van die tent daar iets van merkten of wisten. In die zin waren zijn kinderen dus ook verantwoordelijk.
– Wij mensen zetten alles op de kaart van dit aardse leven. Graag lang, gezond en dan ook nog een gemakkelijk sterven. En van jonggestorven kinderen zeggen we dat ze nog zo’n mooi leven hadden kunnen hebben. Terwijl het leven hier op aarde vaak moeite en verdriet is, en het leven bij Jezus Christus daarentegen juist prachtig is! Stel dat de kinderen van Achan wel onschuldig geweest zijn, dan is het beter voor hen bij de Heere te zijn dan hier op aarde gebrandmerkt als kinderen van een vreselijke dief in Israël, waarbij mogelijk ook nog familieleden van bij Ai gesneuvelden op bloedwraak zouden kunnen zinnen.
Samengevat: er is geen tegenstelling in deze teksten: Voor ons is het verboden kinderen te straffen om de zonden van ouders of andersom, maar wat God doet: Daar hebben wij niet over te oordelen!
13. Oog om oog, tand om tand?
Wel volgens Deut 19:21 maar niet volgens Matheus 5:38-41
Antwoord: In Deuteronomium staan Gods wetten die via Mozes aan het volk Israël werden gegeven: ‘Laat je oog hem niet verschonen: een ziel voor een ziel, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet!’ (NB) Het betekende dat een straf in verhouding moest staan tot het misdrijf en was van toepassing als iemand een ander opzettelijk doodde of verwondde. De verwonding die hij iemand had toegebracht, moest ook hemzelf worden toegebracht. Het gaf mensen niet het recht om zelf wraak te nemen, maar het hielp aangestelde rechters om passende straffen toe te dienen die niet te zwaar maar ook niet te licht waren, nadat ze eerst hadden onderzocht wat de omstandigheden waren en in hoeverre er opzet in het spel was. Deze wet moest mensen er ook van weerhouden anderen opzettelijk kwaad te doen of dat zelfs maar te overwegen, want je wist wat je dan te wachten stond! De Bijbel zegt welke uitwerking het zou hebben als deze wet werd toegepast: ‘De overigen zullen het horen en vrezen; en zullen niet nóg eens iets doen zo kwaad als dít woord in je midden.’
Maar Jezus lijkt deze wet in Matheus 5 af te schaffen..? Jezus wist dat sommige mensen een verkeerd idee hadden over ‘oog om oog, tand om tand’. Hij zette dat idee recht door te zeggen: ‘Ge hebt gehoord dat is uitgesproken: een oog voor een oog en een tand voor een tand!- maar ik zeg u: biedt aan de boosdoener geen weerstand!- nee, wie jou slaat op je rechterwang, keer hem ook de andere toe; enz. (NB) Merk op dat Jezus zei: ‘Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd.’ Kennelijk verwees hij naar Joodse religieuze leiders die onderwezen dat het nemen van wraak goed was. Adam Clarke, een Bijbelgeleerde, zei: ‘Het schijnt dat de Joden deze wet waren gaan gebruiken om persoonlijke rancunes en overtredingen die uit wraakzucht werden begaan, goed te praten.’ Zulke religieuze leiders verdraaiden op die manier Gods wet, want die is niet bedoelt om zélf wraak te nemen, maar die is bedoeld voor de overheid, om eerlijk te straffen.
14. Werd David door de God of de Satan op het idee gebracht om een volkstelling te houden?
In 2 Sam 24:1 staat dat God het deed, en in 1 Kron 21:1 staat dat satan het deed..
Antwoord: Dit is inderdaad een tegenstelling waar al menigeen zich het hoofd over gebroken heeft. Maar beide beweringen zijn waar!
Vooraf de reden van een volkstelling: Die houdt je om te weten hoeveel man je hebt om oorlog te kunnen voeren, zoals ook blijkt uit het vervolg van de tekst. Maar het volk van Israël was geroepen om anders te zijn dan de omliggende volkeren: Israël had een verbond met de Heere en mocht erop vertrouwen dat God hen beschermde. Deze volkstelling was daarom een daad van hoogmoed en ongeloof, en daarom een grote zonde. Dat had David moeten weten; zelfs zijn legeroverste Joab, die toch niet direct uitblonk in godsvrucht, besefte dat terdege. Er staat zelfs dat het een gruwel was in zijn ogen. 'Maar de stem van David was zwaarder dan de stem van Joab.' David heeft het dus echt doorgedreven ondanks protesten van zijn legeroverste..
Dan de uitleg waarom zowel God als satan David aanporde om het volk te tellen (uit: Bijbelcursus) :
Om dit beseffen moeten we kijken naar het doel van beide boeken. In de boeken Samuël en Koningen wordt vooral benadrukt dat Israël voortdurend het verbond met God verbreekt. De mensen luisteren niet naar God en gaan hun eigen gang. In de veel later geschreven Kronieken gaat het er vooral om te laten zien dat God een bedoeling heeft met het koningshuis van David. Een bedoeling die de satan probeert te dwarsbomen. Wanneer we deze achtergrond in gedachten houden, is het verschil tussen 2 Samuël 24 en 1 Kronieken 21 te begrijpen. De schrijver van Samuël laat zien dat God Israël wil straffen voor zijn zonden. De schrijver van 1 Kronieken ontkent dat niet, maar hij laat zien dat God voor dat plan de satan heeft gebruikt. God laat de satan zijn gang gaan om David aan te zetten tot een volkstelling. Zoals wel vaker in de Bijbel: de teksten vullen elkaar aan. Dat neemt niet weg, dat de satan zélf verantwoordelijk is voor zijn beslissing om David te laten zondigen, en dat David zélf verantwoordelijk is voor zijn besluit om alle mannen van Israël te tellen. We zien hier dat God soms aan de satan en zondige mensen de ruimte geeft om hun gang te gaan, zodat ze uiteindelijk meewerken aan Gods plannen.
Hetzelfde zien we in het boek Job, als God aan de satan toelaat vreselijke plagen te brengen over de godvrezende Job. God liet het toe , tot een bepaalde grens, en satan voorde het uit. Later heeft God aan Job dubbel teruggegeven wat hij hem ontnomen had, en wellicht heeft achteraf het waarom van zijn beproeving begrepen, maar op het moment zelf wist Job dat allemaal niet.
Een extra bewijs dat God niet rechtstreeks David aangepord heeft kunnen we vinden we in Jacobus 1:13-15: Niemand moet als hij verzocht wordt zeggen ‘van Godswege ben ik in verzoeking’; want God is niet in verzoeking te brengen met kwaad en brengt zelf ook niemand in verzoeking; ieder wordt in verzoeking gebracht meegesleurd en gelokt door het eigen begeren; daarna, als de begeerte heeft ontvangen, baart zij zonde, en de zonde, eenmaal volgroeid, brengt dood voort. (NB)
Een uitgebreidere reactie over ditzelfde probleem is van Jaap Fijnvandraad, welke ik hier ingekort weergeef:
In de hele Schrift en met name in het Oude Testament, is het God, Die alles regeert en Zijn plannen uitvoert. Tegenover de opvattingen van alle heidense volken om Israël heen, moest het aan Israël duidelijk worden dat alleen God alle dingen in zijn hand heeft. Hij bestuurt alle dingen en God laat in Zijn Woord ook zien dat Hij de absoluut Heilige is, die te rein van ogen is om het kwade te kunnen aanschouwen. Dat kwade heeft dus niet zijn oorsprong in God maar in satan, maar toch staat ook dat kwade onder Gods regering.
In 2 Samuël wordt het ons verteld dat de volkstelling het gevolg is van de toorn van de Heere tegen Israël. In 1 Kronieken 21 is het satan degene die handelend optreedt, hij zet David aan om het volk te tellen. Elk van deze teksten drukt een zijde van de waarheid uit. Satan heeft de hoogmoed in het hart van koning David gebruikt om hem tot zonde te verleiden. Satan is een vijand van God, en daarom ook een tegenstander van het volk van God en van Zijn knecht David. Daarom zet hij David op om het volk te tellen. Maar satan is niet alwetend, en zonder het te weten is hij hier een instrument in de hand van God en voert hij Gods raad uit. Satans bedoeling is de vervulling van Gods plannen met Zijn volk te verhinderen, maar God voert zijn plannen uit en gebruikt zelfs satan om zijn doel te bereiken.. Zo zien we dat het beide waar is..
We moeten niet vergeten dat er uitdrukkelijk gezegd wordt dat Gods toorn ontstoken was tegen Israël en niet tegen David! Het volk had gezondigd tegen de Heere. En God wilde het volk kastijden door het oordeel over hen te brengen. Satan verleidde David en God gebruikt dat tot een straf voor het ongehoorzame volk. Als David staande was gebleven, zou het oordeel op een andere wijze zijn gekomen. Dit is van belang te beseffen, bij de vraag waarom niet David maar het volk gestraft werd. Dit neemt natuurlijk niet weg dat David persoonlijk verantwoordelijk was voor zijn daden . Hij had niet moeten luisteren naar de stem van satan. Joab was deze keer wijzer dan hij. Dat David zich ten volle verantwoordelijk wist voor wat er gebeurd was, blijkt uit zijn eigen woorden in 1 Kron. 21: 7 “was ik het niet die beval gaf het volk te tellen? Ja, ik ben het, die gezondigd heb en zeer verkeerd gehandeld heb ..”.
David nam de schuld op zich en verschuilde zich niet achter satan en nog veel minder achter God. David wist uiteraard niets van het probleem waar wij ons nu mee bezig houden, maar wij mogen een blik achter de schermen werpen en zien hoe God Zijn doel bereikt dwars door de zonden van koning en volk heen en hoe zelfs satan, de grote tegenstander, door God gebruikt wordt voor Zijn doel! Vergelijk ook Jes.10: 5-11 waar Assyrië [Asjoer] gebruikt wordt om straf te brengen over vele volken, al beseften ze dat zelf niet. Datzelfde vinden we ook in de geschiedenis van Job, waar satan meewerkt aan Gods plannen.
Natuurlijk roept dit vragen bij ons op betreffende het bestuur van God in deze wereld. Die vragen kunnen wij mensen maar ten dele beantwoorden. Wie zijn wij, dat wij Gods doen zouden kunnen begrijpen en verklaren? Ondoorgrondelijk zijn immers zijn oordelen en onnaspeurlijk zijn wegen (Rom.11: 33)! Ons verstand schiet tekort, als dat wel zo was zou Hij niet God zijn.
Wie kan begrijpen dat God Zich zelfs wil bedienen van satan? Hier blijft ons niets anders over dan vast te stellen dat de Heilige Schrift over een en dezelfde zaak op verschillende wijze spreken kan en dat die uitspraken, hoewel schijnbaar met elkaar in tegenspraak toch ieder voor zich waar zijn en beide een aspect van de waarheid uitdrukken.
15. Schiep God eerst de dieren en toen pas de mens of andersom?
Mens eerst volgens Gen 2:7-19: En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel... (enz) Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die als tegen hem over zij. Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.
Dieren eerst volgens Gen 1:25-26 : En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
Antwoord: Het spijt me voor de schrijver van de site, maar ik kan hier geen tegenstelling ontdekken. In Gen 1 staat het scheppingsverhaal, wat in de NB is nog duidelijker uitkomt dan in de SV, daar begint vers 26 met: “Dan zegt God,” Dus eerst zijn de dieren geschapen, daarna de mensen. In Genesis 2 worden delen van de schepping uitgebreider beschreven, maar een tijdsvolgorde is daarin niet te ontdekken.
16. Gingen er twee of veertien vogels van elke soort mee in de ark?
Twee volgens Genesis 6:19-20: En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, in de ark doen komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn; Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om die in het leven te behouden.
Veertien volgens Genesis 7:2-3: Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. Ook van het gevogelte van de hemel zeven en zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde.
Antwoord: In Genesis 6 wordt aan Noach geboden van alle diersoorten naar hun aard een mannetje en vrouwtje in de ark te laten komen, om te overleven op de aarde. En in Genesis 7:2-3 wordt een uitzondering gemaakt voor de reine dieren, daarvan moeten 7 spannetjes mee: “Van al het reine vee neem jij je er zeven en zeven,- een man en zijn vrouw; en van het vee dat niet rein is: dat is een tweetal een man en zijn vrouw; 3 ook van het gevogelte van de hemel zeven en zeven, mannetje en wijfje; om nazaten te doen overleven op het aanschijn van heel het aardland; (NB) Het is helemaal duidelijk: van alle dieren moet 1 spannetje in de ark, om te overleven. Maar van de reine dieren en reine vogels 7 spannetjes. Je kunt vers 3 niet losmaken van vers 2, oorspronkelijk waren er ook helemaal geen verzen. Het is één zin: Van het reine vee én van de reine vogels moet Noach 7 spannetjes meenemen. (ter verduidelijking voor hen die onbekend zijn met de Bijbel: er zijn reine en onreine dieren en ook reine en onreine vogels).
17. Hoelang duurt Gods toorn?
Korte tijd volgens Psalm 30:6 Korte tijd volgens Jeremia 3:12. Korte tijd volgens Micha 7:18 Lange tijd volgens Jeremia 17:4 Lange tijd volgens Matheus 25:41 Lange tijd volgens Matheus 25:46
Antwoord: In Psalm 30 looft David de Heere dat Hij maar een ogenblik toornig is geweest is op hem, maar daarna komt er in leven in Gods welbehagen. In Jeremia 3 zegt God dat Hij niet eeuwig toornig blijft op het volk van Israël, maar God roept op om tot Hem terug te keren, want Ik ben goedertieren. (SV) Anders vertaald: Ik ben u welgezind (NB) Micha 7:18 geeft ook mooi weer hoe God is in Zijn toorn: Wie is een godheid als gij, in het dragen van ongerechtigheid en het voorbijgaan aan een misstap voor de rest van zijn erfdeel? Hij houdt niet voor altijd vast aan zijn woede, want hij heeft behagen in vriendschap.(NB)
Bovenstaande teksten geven aan hoe Gods toorn is tegen zijn kinderen en zijn volk, namelijk vol vriendschap en maar een korte tijd toornig. Toch is er een eind aan Gods vriendelijk nodigen tot bekering, dar schrijft Jeremia over in 17:4 want Israël is niet tot God teruggekeerd, maar ze zijn doorgegaan in hun zonden en afgodendienst. Daarom lezen hier een ernstige dreiging met de komende straffen.. : je zult je hand moeten losmaken van je erfdeel dat ik je heb gegeven, ik zal je je vijanden laten dienen in het land dat je niet kent; want er smeult een vuur in mijn neus dat tot in eeuwigheid zal branden! (NB)
Dit ziet op de straf die ook gekomen is, namelijk de 70 jaar durende wegvoering naar Babel. Hier zien we weer een voorbeeld van het woord 'olam' wat in veel vertalingen met eeuwig is vertaald, maar niet 'oneindig' betekend. Het betekend een lange tijd, zoals we bij punt 4 gezien hebben. Hier is het dus 70 jaar, zoals wij dat achteraf kunnen weten. Voor de Israëlieten was het een lange en niet te overziene tijd, tot voorbij hun 'horizon'. Verreweg de meesten van de weggevoerden zijn immers in ballingschap gestorven en alleen van de jongsten zijn er een aantal na 70 jaar teruggekeerd, die waren toen dus oud.
Maar Gods toorn kan nog veel langer duren: ze rust voor eeuwig op degenen die onbekeerd sterven.. en dat is echt voor altijd! Zij hebben hun hele aardse leven nutteloos voorbij laten gaan.. en dan is er geen vergeving of omkeer meer mogelijk! Daarvan lezen we in Matheus 25:41 en vers 46: Dán zal hij ook tot die van links zeggen: gaat heen, weg van mij, vervloekten, naar het eeuwige vuur dat bereid is voor de uiteenwerper en zijn engelen!- Ze zullen weggaan; ‘zij naar eeuwige straf en de rechtvaardigen naar eeuwig leven’ (NB)
Ook in Daniel 12:2 lezen we daar van: velen van hen die slapen in het stof van de aarde,- zullen ontwaken,- dezen tot leven in eeuwigheid en die voor hoon en huiver in eeuwigheid; (slapen betekend hier dus de slaap van de dood)
Er is niet de minste tegenstelling tussen de genoemde teksten. Met eerbied gezegd: God is geen robot, die in alle omstandigheden hetzelfde reageert..
18. Mag een gehuwd paar scheiden?
Ja, met een scheidbrief volgens Deuteronomium 24:1:
Nee, van Jezus mag dat alleen bij overspel van de vrouw volgens Matheus 19:6: Dit wordt bevestigd in Markus 10:11
Antwoord: Ook hier geldt dat je de context moet lezen: in Deuteronomium 24 is dit de gehele alinea die begint bij vers 1 en doorloopt t/m vers 4. In vers 1, 2 en 3 geeft God een aantal veronderstellingen van situaties die zich voor zouden kunnen doen. Namelijk wanneer een man zijn vrouw weggestuurd heeft omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, én haar een scheidbrief heeft gegeven, én die vrouw hertrouwd is met een andere man, én die andere man haar ook weggestuurd heeft of overleden is. Wanneer dat allemaal aan de orde is dan mag de man die haar eerst heeft gehad absoluut niet terugnemen! Dat is het belangrijkste doel van vers 1 t/m 3. Vers 1 t/m 4 is één lange zin.
De Statenvertaling is hier niet zo goed vertaald, want daar staat het schrijven van de scheidbrief in de gebiedende wijs, al geeft de kanttekening ook een betere vertaalmogelijkheid. Andere vertalingen doen meer recht aan de oorspronkelijke tekst, namelijk een aantal veronderstellingen achter elkaar van een situatie die voor zou kunnen komen, zonder dat God daar in deze verzen een oordeel over geeft.
Overigens kan vers 1 wel als een aanwijzing gezien worden, hoewel een scheiding geen goede zaak is, als het toch gebeurt dat het met een duidelijke scheidbrief moet gebeuren, zodat het voor iedereen duidelijk is hoe de zaken er voor staan.
Verder is opmerkelijk dat er niet bij staat: om allerlei oorzaak, zoals de farizeeërs aan Jezus voorlegden, maar zoals er letterlijk staat in de oorspronkelijke tekst (StudieB): 'want hij vond in haar schandelijkheid van zaak' Wat er exact mee bedoeld wordt, daar zijn verschillende gedachten over, maar velen denken wel dat bedoeld wordt iets onbehoorlijks op zedelijk gebied, zonder dat er sprake is van echt overspel.
Het is dus niet zo dat de Heere Jezus de wetten van het Oude Testament veel te soepel vindt, zoals de redacteur zegt. Jezus haalt tijdens zijn onderwijs heel vaak teksten aan uit wat wij nu noemen het Oude Testament. Daar zal Hij niets van af doen en niets bij doen. Maar Jezus reageerde op de (strik)vraag van de farizeeërs, die de wet verkeerd interpreteerden.
Matt 19:3-9: Er komen Farizeeërs bij hem die hem op de proef stellen en zeggen: mag het, dat men zich losmaakt van z’n vrouw,- om allerlei oorzaak? Maar hij zegt ten antwoord: onderkent ge niet dat de Schepper van het begin af ‘hen mannelijk en vrouwelijk maakt’ en zegt ‘daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen tot één vlees zijn', zodat zij niet meer twéé zijn maar één vlees; wat God dus heeft verbonden mag een mens niet scheiden! Ze zeggen tot hem: waarom heeft Mozes dan geboden ‘een akte van afstand’ mee te geven en zich los te maken’? Hij zegt tot hen: omdat Mozes om uw hartverharding u heeft toegestaan u van uw vrouwen los te maken; maar van het begin af is het niet zo geweest; maar ik zeg u: wie zijn vrouw loslaat tenzij omwille van ontucht, en een andere huwt, pleegt overspel!
Blijkbaar is niet alleen echt overspel, dus gemeenschap buiten het huwelijk, maar ook ontucht een reden dat een man zijn vrouw mag verlaten. Dat sluit aan bij wat Mozes zegt: Omdat hij schandelijkheid van zaak in haar vond. (dat hij haar mag verlaten betekend uiteraard niet dat hij haar moet verlaten)
Er is dus geen tegenstelling tussen genoemde teksten.
19. Wat zat er in de ark des verbonds?
Alleen de stenen tafelen volgens 1 Kronieken 8:9 en 2 Kronieken 5:10: Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de kinderen van Israël, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren.
Gouden kruik, staf en tafelen volgens Hebreeën 9:4: Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, daar het Manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen van het verbond.
Antwoord:
In 1 Kronieken 8 en 2 Kronieken 5 wordt ons verteld dat Salomo de tempel inwijdde, en wat er toen in de nieuwe tempel geplaatst werd. Dat was onder andere de ark met daarin de 2 stenen tafelen met de 10 Geboden. (ook genoemd de 2 platen met de 10 Woorden)
Die ark is gemaakt tijdens de woestijnreis van Egypte naar het beloofde Kanaän, dat was ongeveer 486 jaar daarvoor. God had toen de stenen tafelen met Zijn eigen vinger beschreven, en die tafelen moesten in de ark bewaard worden, wat Mozes ook gedaan heeft zoals ons verteld wordt in Exodus 40:20.
In Exodus 16:32-33 wordt beschreven dat God gebied een kruik met manna te bewaren om niet te vergeten dat God het volk daarmee gevoed had tijdens de woestijnreis. Er staat niet of de kruik in de ark gelegd werd, of er naast, en over de staf staat er helemaal niks.
Maar in Hebreeën 9 heeft Paulus het over de tijd van de tabernakel, en daarom weten we dat behalve de stenen tafelen ook die kruik en de staf in de ark gelegen hebben.
Maar in de tijd van Salomo dus niet meer. Er staat nadrukkelijk dat alleen de stenen tafelen erin lagen, vermoedelijk om aan te geven dat de kruik met manna en de staf er niet meer in lagen. En dat verbaasd me niets: de stenen tafelen blijven uiteraard altijd goed maar een kruik met brood? Dan zou God een voortdurend wonder hebben moeten doen! En een staf waar geen gebod van was dat die in de ark moest liggen? Wellicht heeft iemand in de loop der eeuwen beseft dat die staf er niet in hoorde en hem eruit gehaald, of mogelijk was hij ook vergaan. In ieder geval waren die staf en de kruik met manna niet meer in de ark toen Salomo de tempel inwijdde.
Geen tegenstelling dus, na bijna 5 eeuwen kan er best wat veranderd zijn.
20. Nam Asa de hoogtes weg?
Ja volgens 2 Kronieken 14:1-2: En Asa deed dat goed en dat recht was in de ogen van de HEERE, zijn God. Want hij nam de altaren van de vreemden, en de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en hieuw de bossen af.
Nee volgens 1 Koningen 15:14: De hoogten werden wel niet weggenomen; nochtans was het hart van Asa volkomen met de HEERE, al zijn dagen.
Nee volgens 2 Kronieken 15:17: De hoogten werden wel niet weggenomen uit Israël, het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen.
Antwoord:
Het is verhelderend de meest letterlijke vertaling er bij te nemen: 2 Kronieken 14:1-4: "Asa doet wat goed is en rechtuit in de ogen van de Ene, zijn God. 2 De altaren uit de vreemde en de offerhoogten verwijdert hij, de standstenen verbrijzelt hij, en de asjéra-palen hakt hij om. 3 Hij zegt tot Juda dat ze de Ene moeten zoeken, de God van hun vaderen,- en het onderricht en het gebod moeten dóen. Uit alle steden van Juda verwijdert hij de offerhoogten en de zonnezuilen; het koninkrijk is voor zijn aanschijn in rust."
De offerhoogtes die Asa verwijderde werden dus gebruikt om aan de afgoden te offeren
Al bij de godvrezende koning Salomo was er sprake van offerhoogtes, zie 1 Koningen 3: “Alleen was het volk gewoon op de hoogten te offeren, omdat tot op die dagen nog geen huis voor de naam van de HEERE gebouwd was. Zo ging de koning naar Gibeon om daar te offeren, omdat dit de voornaamste hoogte was; duizend brandoffers bracht Salomo op dat altaar.”
Bij Salomo was er een reden om daar te offeren, want er was tot die dagen nog geen huis voor de naam van de HEERE gebouwd. Maar wat deed het volk toen er wel een tempel was? Deze vraag wordt steeds bij de koningen gesteld en beantwoord, als een soort beoordelings-criterium over de koning en het volk. Want het offeren op de hoogten was verkeerd. We lezen dat heel duidelijk in Deuteronomium 12. Met het voltooien van de tempel was er dus geen reden meer voor het offeren op de hoogten. Maar het blijkt dat de Israëlieten voortdurend tegen deze voorschriften hebben gezondigd. Telkens weer komen we het refrein tegen: “Alleen verdwenen de hoogten niet; nog steeds slachtte en offerde het volk op de hoogten.”
Let op dat hier voor de Heere werd geofferd, er was geen sprake van afgodendienst. En dat zien we ook bij koning Asa: hij roeide wel alle afgoderij uit, alle offerhoogtes, standstenen, asjera-palen en zonnezuilen voor de vreemden werden verwijderd, maar niet de hoogtes waarop het volk voor de Heere offerde. De valse godsdienst werd dus uitgeroeid, maar verkeerde praktijken in de dienst aan de Heere werden niet aangepakt. En daarmee zat hij op dezelfde lijn als de meeste godvrezende koningen van Juda. Steeds weer lezen we dat de offerhoogtes niet verwijderd werden, behalve bij koning Josia, die ruimde ook de offerhoogtes op waarop aan de Heere geofferd werd.
Er is dus geen tegenstelling in deze teksten maar het is weer een kwestie van de tekst niet goed gelezen te hebben.
21. In wiens naam dient er gedoopt te worden?
In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest volgens Matheus 28:19: Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest;
In de naam van Jezus Christus volgens Handelingen 2:38: En Petrus zei tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
In de naam van Jezus volgens Handelingen 8:16: Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.
In de naam van Jezus volgens Handelingen 19:5: En die hem hoorden werden gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.
Antwoord:
In Matheus 28 staan de woorden van de instelling van de doop door de Heere Jezus zelf, die behoren we na te volgen.
In Handelingen 2 doet Petrus een vurig betoog om te bewijzen dat Jezus echt de beloofde Messias is, en aan het eind van zijn toespraak roept hij op zich te laten dopen in de naam van Jezus, om daarmee te betuigen dat ze Jezus erkenden als de Messias en aannamen als Verlosser. Hij ontkent niet dat we ook in de naam van de Vader en de Heilige Geest gedoopt behoren te worden, maar dat was niet zo nuttig in zijn betoog en noemt hij niet.
In Handelingen 8 wordt verteld dat de mensen van Samaria alleen in de naam van Jezus gedoopt waren, waardoor de Heilige Geest niet op hen gekomen was. Dat is dus een bewijs dat het niet goed is om alleen in de naam van Jezus te dopen.
In Handelingen 19 is iets soortgelijks aan de orde: Paulus komt in Efeze en verneemt dat de mensen gedoopt zijn met de doop van Johannes en niet eens weten dat er een Heilige Geest is, en dat Hij ook niet op hen is gekomen. Vervolgens worden ze gedoopt in de naam van de Heere Jezus. Dat lijkt nog niet de volledige doop geweest te zijn, maar in het volgende vers staat dat de Heilige Geest over hen kwam. Vermoedelijk zijn ze dus gedoopt met de doop die Jezus ingesteld heeft, en niet alleen in de naam van Jezus, want in Handelingen 2:38 kwam de Heilige Geest niet op degenen die alleen in de naam van Jezus gedoopt werden.
Bovendien waren ze al gedoopt met de doop van Johannes, dat is de doop der bekering. En Johannes zei: ik ben niet bekwaam om Hem zijn sandalen na te dragen; Hij zal u dopen met heilige-geestes-adem en vuur; (Matheus 3:11)
Hoe het ook precies geweest is: het is duidelijk dat we de doop die Jezus zelf ingesteld heeft moeten volgen, in plaats van deze wat bijzondere situatie hier met deze circa 12 mannen.
26. Kan God vermoeid raken?
Nee volgens Jesaja 40:28:Wel volgens Exodus 31:17
Antwoord: Jesaja zegt het duidelijk: God wordt niet moe.
In Exodus 31 staat niet dat God moe was, er staat dat Hij sabbat heeft gehouden:
Tussen mij en de zonen Israëls is zij een teken voor eeuwig; want in zes dagen heeft de Ene de hemelen en de aarde gemaakt en op de zevende dag heeft hij sabbat gehouden en heeft bezieling gevonden! (NB) Ook hier zie je dat een letterlijke vertaling erg belangrijk is! Dat iemand gerust heeft veronderstelt vermoeidheid, maar sabbat houden betekend: al je werk neerleggen.
27 Kan God verzocht worden of iemand verzoeken?
Antwoord: De auteur van de site doet zijn best om tegenstellingen te vinden in de Bijbel. Hij gebruikt vooral de verouderde en soms verkeerd vertaalde Statenvertaling.
Als we andere vertalingen ernaast leggen is het probleem opgelost: Er is een duidelijk verschil tussen iemand verzoeken, dat is in verleiding brengen tot het kwade of iemand op de proef stellen.
Iemand verzoeken of verleiden is fout, en God doet geen foute dingen. Iemand verzoeken is het werk van satan.
Maar iemand beproeven kan nuttig zijn! Op de proef stellen betekend: iemand in een situatie brengen waar een moeilijke beslissing genomen moet worden, bijvoorbeeld om te zien hoe sterk iemands geloof is. Als God ons beproefd is dat niet om ons tot zonde te verleiden maar voor ons bestwil, we leren ervan en ons vertrouwen in God neemt toe.
Alle andere vertalingen gebruiken het woord beproeven, zelfs de HSV.
28. Heeft God aan het volk Israel opdracht gegeven om brandoffers aan Hem te wijden?
Ja, zie Exodus 29:16-18
Nee, Jeremia 7:22: Want Ik heb met uw vaderen, ten dage als Ik hen uit Egypteland uitvoerde, niet gesproken, noch hun geboden van zaken des brandoffers of slachtoffers.
Antwoord: Dat God de offerandes heeft ingesteld kunnen we lezen in diverse teksten van Exodus, Leviticus en Deuteronomium. God had gesproken van morgenoffer en avondoffer, ook genoemd het gedurig offer, en verder de offerandes voor de nieuwe maanden en de feestdagen (of hoogtijdagen).
Al die offerandes wezen op hét Offer dat komen zou, namelijk onze Heere Jezus Christus, die Zichzelf op zou offeren voor onze zonden!
Toch lezen we vaker in de Bijbel dat God kritiek heeft op het offeren:
Hosea 6:6: want in vriendschap heb ik behagen en niet in een offer,- in kennis van God meer dan in opgangsgaven!
Jeremia 14:12: Al vasten zij, Ik luister niet naar hun geroep. Ook al brengen zij een brandoffer en een graanoffer, Ik zal in hen geen behagen scheppen, maar door het zwaard, door de honger en door de pest zal Ik een einde aan hen maken. (HSV)
We lezen ook over goddeloze offers, bijvoorbeeld de vrouw uit Spreuken 7 die haar man bedriegt door op hoerenpad te gaan en dan zegt: vredesoffers had ik bij mij,- vandaag heb ik mijn geloften betaald; daarom ontmoette ik jou bij het weggaan,- jouw aanschijn is wat ik zocht, en nu vind ik je ook nog!- (NB)
Het is duidelijk dat er soms verkeerd werd omgegaan met de offerdienst: Er werd geofferd alsof ze God er iets mee konden geven, alsof dat een soort betaling was aan God voor hun goddeloze leven.
Hoofdstuk 7 van Jeremia is daar in zijn geheel een voorbeeld van:
Vers 3-7: Ze moesten hun handel en wandel verbeteren, dan zou de Heere bij hen willen wonen. Ze moesten niet vertrouwen op leugenachtige woorden, zoals dat er gezegd werd: 'Wij zijn de tempel van de Heere.. ' Maar ze moesten recht doen aan vreemdeling, weduwe en wees, geen onschuldig bloed vergieten en geen ander goden nalopen.
Vervolgens zegt God dat ze stelen, doodslaan, vreemdgaan, vals zweren, en wierook brengen aan de baäl, en dan aankomen in de tempel, het huis waarover Gods Naam is uitgeroepen, om te offeren en ze dan zeggen: 'wij zijn gered'... (vs 8-10) Ze dachten dus te kunnen betalen voor hun overtredingen met hun offers... Dat leek op de offers die de heidenen brachten aan hun afgoden. Die offerden soms zelfs hun eigen kinderen om hun goden tevreden te stellen.
Jeremia moest niet meer bidden voor dat volk, en God kondigt zijn oordelen aan (vs 12-16) en dan gaat God verder met opnoemen wat ze deden: God krenken door te offeren aan 'de godin des hemels' en andere goden.. (vs 17-19)
In vs 20 weer aankondigingen van Gods straf, en dan komt in vs 21-23 Gods bespottende woorden over dat offeren: Zo heeft gezegd de Ene, de Omschaarde, de God van Israël: voegt uw opgangsgaven bij uw slachtoffers en eet rustig het vlees op, want ik heb met uw vaderen niet gesproken en hun niet geboden ten dage dat ik hen uitleidde uit het land van Egypte,- over woorden betreffende opgangsgave en slachtoffer; alleen dít woord heb ik hun geboden, toen ik zei: hoort naar mijn stem, wezen zal ik u tot God en gij zult mij tot gemeente wezen; wandelen zult ge over heel de weg die ik u zal gebieden, opdat het u goed gaat!- Het is duidelijk dat God verontwaardigd is over de Judeeërs die tot Hem kwamen met hun brandoffers en slachtoffers.
Het lijkt een boute uitspraak van Jeremia als hij zegt dat God niet had gesproken van brandoffer en slachtoffer.. Want God had wel gesproken van het gedurig offer, en van offers op de nieuwe manen en op de hoogtijdagen (of feestdagen, te weten Pesach, feest van de oogst en feest van de inzameling; Ex 23:14-17) En ook van gelofte-offers, broodoffers en drankoffers cq plengoffers. Dat kan hier dus niet bedoeld worden, Jesaja wist dat uiteraard ook. Al die offers werden ook netjes volgens Gods regels door de priesters en levieten gebracht.
Maar daarnaast kwamen de Judeeërs met hun eigen offerdieren aanzetten, om daarmee als het ware te betalen voor hun goddeloos leven - om vervolgens even goddeloos verder te leven - en dáár heeft God niet van gesproken - daar gruwt Hij zelfs van! Dat is dus waarom Jeremia zegt: Ik heb met uw vaderen niet gesproken en hun niet geboden ten dage dat ik hen uitleidde uit het land van Egypte,- over woorden betreffende opgangsgave en slachtoffer.
29. Is God een God van oorlog of van vrede?
Iedereen die de Bijbel een beetje kent, weet dat God een vredelievend God is. God wil dat we in vrede samenleven en als we naar Hem luisteren zal Hij ons zijn vrede schenken. Hij wil niets liever dan dat we naar Hem luisteren, hem geloven en vertrouwen, en dan schenkt Hij ons eeuwige vrede!
Maar denk je dat God ook altijd liefdevol blijft voor zijn vijanden? Voor degenen die Hem blijven kleineren, bespotten, ongehoorzaam zijn, uitmaken voor een leugenaar ??
God kan heel lang geduldig zijn, heel lang zijn straf uitstellen- maar eens komt Zijn straf!
In Exodus 15 zingt Mozes het uit over de straf die God voltrokken heeft over Farao, de koning van Egypte. Het had lang geduurd, vele jaren waren de Israëlieten slaven geweest van Farao. Afgebeuld waren ze, en als er een jongetje geboren werd dan moest hij op bevel van Farao in de rivier gegooid worden.. Tien zware plagen had God over Farao en het land Egypte laten komen, voordat Farao het volk van Israël wilde laten trekken. En toen hij ze uiteindelijk liet trekken bedacht hij zich weer en joeg hij het volk achterna.. Het volk zat klem tussen de Schelfzee voor hen, de bergen links en rechts en het leger van Farao achter zich.. de zonen Israëls heffen hun ogen op: ziedaar Egypte!, opgebroken hen achterna!, en ze worden zéér bevreesd; de zonen Israëls schreeuwen het uit tot de Ene (Ex 14:10 NB) Maar God zorgde voor zijn volk, en verloste ze. Farao heeft Hij laten verdrinken in de Schelfzee, en is gezonken in het eeuwig verderf.. Daarom noemt Mozes God hier een Krijgsman!
In Jozua 42 wordt ons verteld dat de Heere oorlog gevoerd heeft voor Jozua en het volk Israël, tegen de inwoners van dat land. God had eeuwenlang geduld gehad met die volkeren, ondanks al hun gruweldaden. Tegen Abram zegt God: 'omdat hun ongerechtigheid nog niet volkomen is..” Maar ongeveer 300 jaar later is de maat vol bij God en heeft Hij bevolen deze volkeren geheel uit te roeien.. Vanwege hun vele zonden !
In Psalm 18 bezingt David hoe God hem had gered uit de hand van Saul en aan de greep van al zijn vijanden. Wie de geschiedenissen van David kent weet hoe vaak hij heeft moeten vluchten, en hoe vaak hij als het ware door het oog van de naald is gegaan. Maar God zorgde voor hem en daarom kon het niet gebeuren dat David zou omkomen!
Daarom zingt David: Ps 18:32-37: Ja, wie mag God heten buiten de Ene,- wie is een Rots dan alleen onze God? De God die mij omgordt met macht, hij geeft volmaaktheid aan mijn weg. Hij maakt mijn voeten als hinden, op bergkammen doet hij mij staan. Die mijn handen geleerd heeft te strijden, mijn armen te spannen de bronzen boog. Gij geeft mij het schild dat mij redt, uw rechterhand ondersteunt mij, uw wekroep maakt mij sterk! Mijn tred onder mij verruimt ge, mijn enkels verslappen niet. (enz.) Idem in Psalm 144: Gezegend de Ene, mijn Rots, die mijn handen geleerd heeft voor de aanval, mijn vingers voor het gevecht. Mijn vriend en mijn bastion, mijn hoge burcht voor mij, die maakt dat ik ontkom,- mijn schild, bij hem vind ik toevlucht, die manschappen neerstoot, mij onderhorig. (enz)
Conclusie: God is een God van vrede, maar dat betekent niet dat er met Hem te spotten valt, of dat Hij niet zorgt voor zijn volk, dat Hem liefheeft.. Voor zijn vijanden is Hij een wreker, een straffend God, ook al kan hij ze soms lange tijd hun gang laten gaan.En als die straf komt dan is Hij voor een nietig mens als een onstuitbare Krijgsman!
30. Hoe moeten de Edomieten worden behandeld?
Als broeders: Deut 23:7: De Edomiet zult gij voor geen gruwel houden, want hij is uw broeder;
Als vijanden: 2 Kon 14:7: Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op deze dag. Obadja 1: Het gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord van de HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen hen ten strijde. Obadja 8: Zal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom, en het verstand uit Ezau's gebergte zal doen vergaan?
Antwoord: Wat wil de schrijver van de site hier bewijzen?
De Heere zegt in Deuteronomium 23 dat de Israëlieten niet zullen gruwen voor de Edomieten, want het was een broedervolk. Ze stamden immers af van Ezau, de broer van Jacob.
Ruim 600 jaar later staat er één zin opgetekend: koning Amazia versloeg de Edomieten in het zoutdal. Er staat niet bij wie de strijd begonnen is. In het vervolg van het hoofdstuk lijkt het dat het de eerste keer was dat Amazia een oorlog gewonnen heeft. Het zou dus heel goed kunnen dat het de eerste oorlog van Amazia was, en hij zich verdedigen moest omdat Edom de strijd begon. Dan is Amazia dus niks te verwijten. Het is ook mogelijk dat hij de oorlog begonnen is en fout zat.Maar mensen die geen fouten maken.. die komen we in de Bijbel niet tegen! Daarmee veranderd Gods bevel uit Deuteronomium 23 niet!
En wat zegt de profeet Obadja? Hij moet van de Heere de verwoesting van de Edomieten voorspellen. Wat heeft dat met gruwen van het volk van Israël te maken??Dat wegmaaien van de Edomieten heeft het volk van Israël immers niet gedaan.
Wel heeft de reden van dat wegmaaien met Israël te maken: zie vers 9: vanwege het geweld aan je broeder Jakob zal schaamte je overdekken,- en zul je worden weggemaaid voor eeuwig!(NB) Edom was dus niet als een broeder geweest tegen Israël!
31. Moeten we onze broeder liefhebben of haten?
Liefhebben, zie 1 Joh. 4:20-21: Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft? En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.
Haten, zie Lucas 14:26: Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn.
Antwoord: Het is geen vraag of we onze broeder moeten liefhebben, zelfs onze vijanden moeten we liefhebben. Dit vinden we door de hele Bijbel, dus ik noem maar enkele teksten: Leviticus 19:18: liefhebben zul je je naaste, zoals jezelf!-
Math 5:44: Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel degenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; Math 22:39: een tweede, daaraan gelijk: ‘liefhebben zul je je naaste als jezelf’
Die woorden uit Matheus zijn van de Grote Leermeester zelf! Hoe kan Hij dan in Lucas 14:26 zeggen dat we moeten haten? Onze vader en moeder terwijl het vijfde gebod luidt: Eert uw vader en uw moeder. Je vrouw haten? Je kinderen haten? je eigen vlees haten? In Efeze 5:28-29 staat: zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen; want wie zijn vrouw liefheeft heeft ook zichzelf lief; want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, nee, hij voedt het en verzorgt het ...
Dit staat dus zo haakt op de Bijbelse boodschap dat overduidelijk is dat Jezus een bedoeling heeft om het op deze manier te zeggen. Hij wil ons zonder dat we het ooit vergeten leren hoe groot onze liefde voor God moet zijn: groter dan de liefde voor vader, moeder, vrouw, kinderen en zelfs ons eigen lichaam!
Want als we tot God komen en Zijn zijn discipel (=leerling) zijn, dat moeten we Zijn geboden bewaren: 1 Joh 2: Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in hem is de waarheid niet;(SV)
En die geboden zijn samengevat in 'God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf'..
Het is dus volstrekt onmogelijk dat Jezus bedoelt dat we letterlijk onze broeder / zuster / vader / moeder / vrouw of kind moeten haten. Hij zegt het zo opmerkelijk om ons nooit te laten vergeten dat de liefde tot God nóg groter moet zijn dan de liefde tot onze broeder, zuster, vrouw, kind en onszelf! Haten betekend hier dus: minder liefhebben dan.
32. Kan God liegen?
Nee, zie Hebreeën 6:18 en Titus 1:2
Ja, zie 1 Koningen 22:22: En de HEERE zei tot hem: Waarmede? En hij zei: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. Jesaja 37:7 Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en weder in zijn land keren; en Ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen. 2 Tessalonicensen 2:11-12: En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.
Antwoord: Iedereen weet dat liegen verkeerd is, dat liegen zonde is. Van de 10 geboden gaat er zelfs 1 over liegen: Ge zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. Zou het dan mogelijk zijn dat diezelfde God, die deze geboden gegeven heeft, zou liegen? Nee, dat is onmogelijk! Dat zegt Paulus dus ook in de brief aan de Hebreeën en in de brief aan Titus.
Wat gebeurt er dan in 1 Koningen 22? De profeet Michah zegt tegen koning Achab van Israël met naast hem koning Josafat van Juda: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag de HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir, staande aan Zijn rechter hand en Zijn linkerhand. En de HEERE zei: Wie zal Achab, den koning van Israël, overreden, dat hij optrekt, en valt te Ramoth in Gilead? Daarna zei Hij: Deze zegt aldus, en die zegt alzo. Toen kwam een geest voort, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zei: Ik zal hem overreden. En de HEERE zei tot hem: Waarmee? En Hij zei: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in de mond van al zijn profeten. En Hij zei: Gij zult overreden, en zult ook vermogen; ga uit, en doe zo. Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in de mond van deze uw profeten gegeven, en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.(1 Kon 22:19-23 en 2 Kron 18:18-22)
God wil de goddeloze koning Achab straffen, en Hij vraagt wie Achab wil overreden om oorlog te gaan voeren met Ramoth in Gilead. En dan komt er een geest die aanbiedt een leugengeest te zijn in de mond van de 400 profeten die Achab in dienst had. Wie deze geest was staat er niet bij, maar het kan niet de Heilige Geest zijn, want die is ook God en kan dus ook niet liegen. We weten wel uit de Bijbel dat er legioenen duivelen zijn, dus het is erg voor de hand liggend dat het één van die duivelen is. Hetzelfde zien we immers bij Job: in Job 1:6 wordt ons vertelt dat de satan zich opstelde voor Gods aangezicht, en toen liet God hem toe om Job alles af te nemen, om daardoor Jobs geloof te beproeven. (dat laatste had satan waarschijnlijk niet door) De Heere kan dus satan en valse geesten gebruiken. Het was dus niet God die leugens sprak of zelfs maar een leugengeest gaf in die profeten van Achab, maar er staat duidelijk dat het een geest was.
Verder wordt genoemd: Jesaja 37:7. Maar hier gaat het helemaal niet over iemand die liegt: Koning Sanherib van Asyrië is met een groot leger opgetrokken naar Jeruzalem om het in te nemen. Koning Hiskia laat dienaren sturen naar de profeet Jesaja, en die zegt onder andere in vers 7: zie, ik zal een geest in hem geven, iets ongehoords zal hij horen, en terugkeren naar zijn land; in zijn land zal ik hem doen vallen door het zwaard! (NB)
Dat ongehoorde is blijkbaar dat Tirhaka, de koning van Koesj is uitgetrokken om oorlog met hem te voeren (zie vers 9), dus dat Tirhaka het durfde opnemen tegen de machtige legers van Asyrie, die al zoveel landen hadden ingenomen. Het is erg interessant dit hele hoofdstuk te lezen, maar dat is niet van belang voor deze zogenaamde tegenstelling. Want er is hier helemaal geen sprake van liegen.
Als laatste 2 Tessalonicensen 2, daar spreekt Paulus van de afvalligheid die zal komen, ook genoemd de mens der zonde/wetloosheid of de zoon van de ondergang.. die in de tijd van Paulus nog werd tegengehouden. 2 Tes. 2:8-12: En dán zal de wetloze worden geopenbaard, welke de Heer zal wegrukken door de adem van zijn mond en buiten werking zal stellen met de verschijning van zijn komst,- 9 hem wiens komst is, overeenkomstig de werking van de satan, in alle kracht en tekenen en wonderen van leugen, en in alle misleiding in ongerechtigheid voor wie verloren gaan, daarvoor dat zij de liefde voor de waarheid niet hebben willen ontvangen waardoor zij konden worden gered. 11 En daarom zendt God hun een inwerking die misleidt, zodat zij in de leugen geloven,- 12 opdat allen geoordeeld worden die niet in de waarheid geloven maar welbehagen hebben in de ongerechtigheid.
Ik weet geen beter passende woorden op de mensen van deze site en het forum: God zend je een inwerking die misleid, opdat je de leugens gelooft.... Aangrijpende woorden! Satan wil graag dat je de leugen gelooft en de waarheid vertrapt..
|